Het Kloosterhuis
Contactpersoon KvhG:
Lianne van den Boogaard
Achtergrondinformatie:
In 1874 verhuis
Het grootste deel van het huis en de boerderij wordt bewoond door mensen die zich aan de doelstelling van de stichting verbonden hebben. Ze bewonen aparte wooneenheden, acht in getal, en hebben veelal werk buiten het klooster. In hun vrije tijd dragen zij zorg voor de realisering van de doelstelling.
Daarnaast zijn er vier eenheden voor kamerbewoners en zes gastenkamers. Gasten van Het Kloosterhuis zijn mensen die tijdelijk onderdak zoeken. Dat kan zijn omdat er problemen thuis zijn, omdat ze een periode van ‘huisloosheid’ moeten overbruggen, of omdat ze gewoon even tot rust willen komen. De gasten beschikken over een gemeubileerde kamer en delen met elkaar keuken, huiskamer en toiletruimten.
In de boerderij zijn vier appartementen gerealiseerd waarin mensen met een verstandelijke beperking zelfstandig en toch beschermd wonen.
De kapelvleugel, met de neogotische kapel, werd in 1882, en de oost- en zuidvleugel in 1888 toegevoegd door architect Kayser, in neogotische stijl. Deze vleugels zijn wat meer versierd dan het oudste gedeelte (spitsboognissen in de topgevels, siermetselwerk in de bogen boven de vensters, een gemetseld fries onder de dakrand zoals gebruikelijk in de regio), maar nog altijd relatief sober, in overeenstemming met het karakter van de Orde.
Interieur:
De expositieruimte omvat de hierboven beschreven neogotische kapel. De kapel wordt gekenmerkt door een in spitsbogen verwerkt metselwerk glas-in-loodraam met religieuze afbeelding die afsteekt tegen een rode muur. Op de aansluitende witte muren zijn er links reliëfs en restanten van muurschilderingen aanwezig en rechts grote hoge ramen. Het altaar van het kloosterhuis staat momenteel achterin de zaal waardoor de marmeren verhoging onder het glas-in-loodraam geheel vrij is. Het verdere interieur van de kapel bestaat uit twee rijen kerkbanken waartussen een pad loopt.
Het Kloosterhuis – De graftombe
Achtergrondinformatie:
De graftombe is onderdeel van het kloosterleven wat heeft plaatsgevonden in het Kloosterhuis. In 1874 vestigde zich tien Redemptoristennen vanuit Partij nabij Wittem (Zuid-Limburg) in het huidige Kloosterhuis. Zij werden als snel vergezeld door zusters en novicen elders uit het land. Over een tijd van ongeveer 14 jaar werd het Kloosterhuis drie keer uitgebouwd. De eerste verbouwing betrof de kloostervleugel aan de woning van de ouders van pater Peters in Sambeek in de tuin richting de Torenstraat. Door armoede in het klooster stierven enkele zusters vroegtijdig en werd er, zoals gangbaar was, in de nabijheid van de tweede aangebouwde vleugel een kloosterkerkhof aangelegd. Toen het kerkhof bij de bouw van de laatste kloostervleugel in 1888 te dicht bij de keuken en de refter kwam te liggen kwam de wens van de Redemptoristennen voor een grafkelder.
De Redemptoristennen kennen in Scala (bakermat van de Redemptoristen in Italië) en Partij (eerste Klooster in Nederland van de Redemptoristennen) een grafkelder. Dit is een gemetseld gebouwtje waar de overledenen hun laatste rustplaats hebben. In april 1894 werd toestemming aan de gemeenteraad gevraagd om deze grafkelder te bouwen. Na goedkeuring is direct begonnen met de bouw van de grafkelder; deze was half juni 1894 klaar. Op 27 maart 1895 is de grafkelder ingezegend door monseigneur Wulftingh, waarbij moeder-overste, de 12 oudste zusters en de kosteres aanwezig waren.
Interieur:
De eenvoudige bakstenen grafkelder heeft een rechthoekig plattegrond. Het bestaat uit een enkel treden onder het maaiveld gelegen centrale hal onder flauw zadeldak. Aan de noordelijke zijde is de kelder toegankelijk via een vleugelpoort met bovenlicht die bestaat uit vier spitsbooglichten. De hardstenen trap leidt naar het interieur dat een balkenplafond heeft. Op de wand recht tegenover de trap is een Christus weergegeven genageld aan het kruis, zonder het kruis. De wanden links en rechts van de hal bevatten drie rijen van elk vijf nissen (in het totaal 30). De overledene werd met de kist in deze nissen geschoven die vervolgens werden dichtgemetseld. Voor de nis kwam een afdekplaat waarop de gekozen kloosternaam van de zuster, de sterfdatum, haar leeftijd en het aantal jaren van professie staat vermeld. Enkele van deze platen zijn nog in de kapel aanwezig. Aan de westelijke en oostelijke zijde heeft de grafkelder een lagere uitbouw onder platdak. De noordelijke gevel is een eenvoudige lisenengevel met tandlijst en segmentbogige blindvensters.